Informatie Bron: voer voor katten

Huid

De huid is het grootste orgaan in het lichaam van de kat. Het beschermt de inwendige organen en weefsels tegen chemische stoffen, fysieke beschadigingen en het binnendringen van micro organismen zoals bacteriën. De huid voorkomt tegelijk dat vocht en andere stoffen het lichaam ongecontroleerd in en uit kunnen en het helpt om de lichaamstemperatuur op pijl te houden.

Maar de huid is ook een goede graad-meter voor wat er binnen in het lichaam van de kat gaande is. Heel veel ziektes verraden hun aanwezigheid door de conditie van de vacht.
Hoe ziet de huid eruit?
De huid bestaat uit een aantal verschillende lagen.

  • De opperhuid- De opperhuid is de buitenste laag van de huid die bestaat uit een halfdoorlatende beschermende laag waarmee de opname en uitscheiding van vocht en andere stoffen geregeld kan worden.
  • De lederhuid- De lederhuid ligt onder de opperhuid en bevat onder andere de haarwortels, zenuwcellen, zweet- en talgklieren en bloedvaatjes. Het is de laag die de huid zijn vorm en stevigheid geeft. En het bevat de zintuigen waarmee warmte, koude, tast, jeuk en pijn waargenomen kunnen worden.
  • Het onderhuids bindweefsel - In het onderhuids bindweefsel vindt voornamelijk de opslag van vet plaats. Dit vet zorgt voor de isolatie en het fungeert als stootkussen voor het inwendig weefsel.


Keratine
De huid, haren en nagels van de kat bevatten veel keratine. Dit is een onoplosbaar en nauwelijks verteerbaar eiwit. Alleen schimmels en een enkel insect leeft van keratine. Het bestaat voor een heel groot deel uit het zwavelhoudende aminozuur cysteïne. De specifieke eigenschappen van dit zwavelhoudende aminozuur geeft haren en nagels hun stevigheid.

In de buitenste laag van de huid, de opperhuid, zorgt keratine ervoor dat de huid ‘dicht’ en waterafstotend is. Deze laag wordt voortduren afgestoten en opnieuw opgebouwd. Schilfers in de vacht zijn dan ook afkomstig van deze afgestoten keratine-houdende laag.

Kattenharen
Niet alleen de huid bevat keratine. De haren in de vacht van de kat bestaan namelijk voor 95% uit keratine. De rest van het haar bestaat uit water, vet, pigment en spore elementen.
Een Europese kortharige kat van 4 kilo heeft 80 gram haar en verliest hier per jaar zo’n 130 gram van. Dat is meer dan 1,5 keer zijn hele vacht.

De huid is daardoor een metabool zeer actief orgaan. Het continue aanmaken van opperhuid en haren vraagt veel eiwitten, vetten en energie. Maar liefst 30% van de eiwitten die een kat eet worden gebruik voor de huid en vacht.

Wat is de invloed van voeding op de vacht?
Als de vacht niet voldoende en of de juiste voedingsstoffen krijgt wordt hij dun, droog, dof en bros en verhaart hij meer dan normaal. En nieuwe haren groeien dan langzaam. Maar de huid kan ook kaal worden of er kunnen rode of harde verhoornde plekken ontstaan. Ontstekingen, korstjes en een slechte wondgenezing zijn dan het gevolg.
Goede voedingsstoffen zijn dan ook enorm belangrijk voor een gezonde huid en vacht. En het mooie is dat de voedingsstoffen die goed zijn voor de vacht zijn ook goed voor de rest van de kat. Of wel: wat goed is voor de kat is ook goed voor zijn vacht.
Deze belangrijke voedingsstoffen zijn:

  •  Eiwitten
  •  Vetten
  •  Mineralen
  •  Vitaminen

Koolhydraten horen daar dus niet bij! Katten hebben geen koolhydraten in hun voeding nodig. En al helemaal niet voor hun vacht.

Wanneer komt de vacht in de problemen?
Omdat de huid een metabool erg actief orgaan is, heeft het veel eiwitten, vetten en energie nodig. Maar de huid is geen vitaal orgaan, dus als het lichaam niet over voldoende energie of voedingsstoffen beschikt zal het zijn prioriteiten stellen en vooral gaan bezuinigen op de huid en vacht. Dat kan immers zonder het leven van de kat in gevaar te brengen.

Eiwitten
Heeft het lichaam een tekort aan energie of een tekort aan eiwitten zal de huid minder eiwitten krijgen. De eiwitten die het lichaam wel tot zijn beschikking heeft worden eerst gebruikt als energiebron.
Dit energieprobleem herkennen we bijvoorbeeld aan een abnormale verhoorning van de huid, het verlies van pigment of een toename van het aantal wondjes. Deze kenmerken zijn hetzelfde als die van een tekort aan eiwitten. Eiwit is een belangrijke bron van energie voor de kat, en een energie-tekort gaat vaak samen met een gebrek aan eiwitten.
Cysteïne
De huid en vacht hebben voor de aan-maak van keratine veel van het aminozuur cysteïne nodig. Naast de aanmaak van keratine heeft de huid cysteïne nodig voor de elasticiteit van de huid. Het is dus noodzakelijk dat de kwaliteit van de eiwitten die de kat eet goed is om voldoende cysteïne te kunnen leveren aan de huid.
Tyrosine
Een ander belangrijk aminozuur is tyrosine. Het wordt in het lichaam gebruikt voor de aanmaak van pigment, een aantal hormonen en neurotransmitters. Als er te weinig goede eiwitten in het kattenvoer zitten komt het lichaam ook tyrosine tekort en heeft de aanmaak van pigment geen prioriteit meer.
Chronische stress kan ook een tekort aan pigment tot gevolg hebben. Het lichaam gebruikt in dat geval namelijk de tyrosine voor de aanmaak van on¬der andere adrenaline en noradrenaline.
Vooral bij zwarte katten is dit tekort aan tyrosine goed zichtbaar. Doordat er minder pigment wordt aangemaakt krijgen ze een roestbruine gloed over hun vacht. Dit is voor de vacht geen enkel probleem. Zodra er wel weer voldoende tyrosine beschikbaar is zal de aanmaak van pigment ook weer op gang komen.
Een rood kleurende vacht is echter wel een signaal voor de eigenaar dat er iets mis is. Of de voeding of het stressniveau van de kat zijn uit balans.

Vetten
Wanneer katten te weinig vet eten komen ze de essentiële vetten zoals linolzuur, arachidonzuur en omega 3- en 6-vetzuren tekort. De huid gaat dan schilferen, wordt rood en verliest zijn elasticiteit. De vacht wordt dof en droog en de haren groeien langzaam.
Linolzuur
Vooral linolzuur is belangrijk voor de huid. Dit vet kan de kat niet zelf maken en moet dus in voldoende mate in de voeding aanwezig zijn. Het is een belangrijke bouwsteen voor ceramiden en daarmee essentieel voor de structuur van de opperhuid.
Ceramiden
Ceramiden zijn vettige moleculen die de huid waterdicht afsluiten en op die manier de kat beschermen tegen het binnendringen van bacteriën en micro organismen.

Supplementen
Als de huid er rood en ontstoken uit¬ziet is een supplement met linolzuur aan te raden. Katten kunnen zelf geen linolzuur aanmaken en zijn dus afhankelijk van voldoende linolzuur in de voeding.
Tegelijk kan een omega 3-vetzuur in de vorm van EPA en DHA de ontstekingsreacties in de huid afremmen. Gebruik voor het geven van extra linolzuur een plantaardige olie met een hoog gehalte aan linolzuur. Zonnebloemolie en maiskiemolie zijn hier geschikt voor.
Katten kunnen zelf geen linolzuur maken
De EPA en DHA moeten van dierlijke afkomst zijn. In tegenstelling tot mensen en honden kunnen katten zelf geen linolzuur maken. Een krill olie is dus de ideale manier om de omega 3-vetzuren aan te vullen zonder dat de kat te veel vitamine A en D binnen krijgt.

Mineralen
Mineralen zijn de stoffen die katten maar in hele kleine hoeveelheden nodig hebben. Maar toch zijn sommige mineralen onmisbaar voor een goede conditie van de huid en vacht. Bij een tekort zullen dan ook huid- en vacht-problemen ontstaan.
Zink
Omdat er veel celdelingen in de huid plaatsvinden zijn er ook veel enzymen nodig. Zink is vooral in de buitenste huidlagen een belangrijk onderdeel van deze enzymen. Bij een gebrek aan zink kan de huid gaan schilferen, kunnen rode en kale plekken ontstaan en kan er verhoorning van de huid op treden waardoor de huid dik en hard wordt.
Koper

Het mineraal koper is in de huid belangrijk voor de aanmaak van voor-namelijk de eiwitten collageen en elastine. Collageen geeft de huid een sterke structuur en elastine zorgt ervoor dat de huid goed rekbaar is. Koper is hierdoor ook belangrijk voor de genezing van verwondingen aan de huid. Een tekort geeft een dunne, ruwe en droge en grijze verkleuring van de vacht.
Huidproblemen bij katten 
De meest voorkomende huidproblemen bij katten zijn:

  •  Abcessen
  •  Parasitaire huidinfecties
  •  Vlooienallergieën
  •  Atopische allergieën
  •  Voedselallergieën
  •  Miliaire dermatitis
  •  Eosinofiel granuloomcomplex
  •  Schimmelinfecties
  •  Psychogene dermatitis
  •  Seborrhea
  •  Neoplasie
  •  Immuun gerelateerd dermatitis


Vitaminen
Vitaminetekorten veroorzaken eveneens allerlei huidproblemen. Ook hier krijgt de kat rode plekken en vindt een abnormale verhoorning van de huid plaats.

De kans is dus groot dat katten met huidproblemen ook een voedingsprobleem hebben. Zowel de kwaliteit van het voer als de hoeveelheid voer moeten in balans zijn. De dierenarts moet vaststellen of het voer en de snacks van een kat de veroorzakers kunnen zijn van de huid- en vachtproblemen. Is het voer uit balans dan is de kans groot dat de oorzaak van de problemen daar gezocht moet worden. Er zal dan een verandering in de voeding moeten plaatsvinden.
Tegelijkertijd kunnen specifieke tekorten aan één of meer voedingsstoffen door middel van een supplement extra aangevuld worden.

Informatie bron:
Meer informatie vind je op:
Volg op instagram: Voer voor katten
Podcast: voer voor katten
Website: www.voervoorkatten.nl 

De kat is een carnivoor 

Informatie bron : catmoneo 

Over miljoenen jaren is de kat gevormd tot wat hij nu nog steeds is: een carnivoor. In deze tijd zijn ze weinig veranderd in lichaam of gedrag.

Katten in het wild eten nog steeds vlees. Onze huiskatten die naar buiten gaan vangen nog steeds muisjes en vogels - en brengen deze soms zelfs mee naar huis.

Evolutie heeft geleid tot een lichaam dat is aangepast op jagen en een dieet van vlees. Zo kan de kat overleven in het wild. De beste overlevingsvaardigheden zijn geselecteerd, afgestemd op de omgeving en doorgegeven aan nieuwe generaties. Zelfs tot onze huiskatten aan toe.

Vanuit evolutionair standpunt zijn katten vleeseters. Ze zijn snel en wendbaar. Ze sluipen dichterbij en maken een snelle beweging om de prooi te pakken. Hun nagels zijn scherp. De snorharen vertellen precies waar de ruggengraat is. Met de puntige tanden bijten ze die efficiënt door voor een quick kill.

De stofwisseling van de kat

Ook hun innerlijk is afgestemd op vlees. Een volwassen kat heeft 2-3 keer zoveel eiwitten nodig in vergelijking met een hond. Het spier- en orgaanvlees heeft alle bouwstoffen (vitamines, mineralen) die ze nodig hebben. Taurine en arginine zijn twee aminozuren (bouwstoffen van eiwitten) die katten niet zelf kunnen aanmaken, en daarom moeten halen uit hun eten.

De maag is zuur genoeg om dit voedsel vloeibaar te maken. Vervolgens gaat het naar de darmen. Deze zijn relatief kort (1:4 ten opzichte van de lengte). Met behulp van de alvleesklier en lever worden vetten en dierlijke eiwitten omgezet naar bruikbare voedingsstoffen en energie (glucose).

Koolhydraten omen bijna niet voor in het natuurlijke dieet van de kat. Dit is slechts 2% van de energie. De fysiologie is niet afgestemd op grote hoeveelheden koolhydraten. Het enzym amylase en fructokinese, enzymen die suikers afbreken, zijn maar nauwelijks aanwezig.

Bovendien wordt de glucokinese (de stof die suiker verwerkt) niet opgeschaald als er meer suikers binnenkomen. De darmen zijn te kort om koolhydraten volledig om te zetten naar bouwstoffen (2).

In het wild is dat geen probleem. Het enige moment dat ze koolhydraten (zo als grannen) binnenkrijgen is de maaginhoud van hun prooi. En dat is dan al behoorlijk verteerd. Als ze meer dan normale hoeveelheid koolhydraten binnenkrijgen, wordt dit maar amper verteerd en resulteert dit alleen in meer poep. Bovendien kan het leiden tot darmirritaties.


De tanden zijn scherp om in vlees te bijten en scheuren, niet vlak om granen te malen (1).

Een kat drinkt weinig: Een lage dorstreflex

In het wild eten katten prooidieren. Met name kleine zoogdieren, zoals muizen, konijntjes en ratten, zijn het hoofdbestandsdeel van de voeding. Deze bestaan uit 65 tot 75% vocht. Daardoor is het minder noodzakelijk om te drinken: ze krijgen immers veel vocht uit hun voeding.

Evolutionair heeft dit ertoe geleid dat katten niet snel dorst hebben. Waarschijnlijk heb je zelf ook al wel gemerkt dat katten weinig drinken. Zeker als je ook honden hebt en dit vergelijkt met elkaar.

Ook is de tong en bek van de kat niet gemaakt om vele hoeveelheden te drinken. De ruwe weerhaakjes om de tong vangen het water bijna per paar druppeltjes. Je kat heeft een tonghernia voordat hij voldoende vocht door drinken binnen heeft!


Melk

Melk drinken ze alleen als kitten. Eenmaal opgegroeid is melk niet langer een onderdeel van hun natuurlijke dieet.

Sterker nog, de meeste katten ontwikkelen naarmate ze ouder worden lactose intolerantie, waardoor melk waar lactose inzit kan leiden tot diarree en spijsverteringsproblemen.

Bovendien bevat melk veel lege calorieën voor een kat, waardoor het bijdraagt aan overgewicht. Ook kan het veel calcium aan het dieet toevoegen, waardoor de verhouding met fosfor uit balans raakt.
Melk is dus niet goed voor elk.


Wat eten katten in het wild?

Als we kijken naar de evolutionaire aanpassingen van de kat en het dieet dat hij daardoor eet, kun je niet anders concluderen dan dat het natuurlijke dieet van de (wilde) kat een vleesdieet is. De prooidieren worden letterlijk met huid en haar opgegeten: van kop tot staart, van vlees tot orgaan, van huid tot bot - alles wordt verorberd. En niet zo gek ook, want al die onderdelen hebben voedingswaarde.

Soms wordt gezegd dat katten wel granen binnen krijgen door de maag en darmen van het prooidier. Echter laten katten van grotere prooidieren, zoals konijnen, de maag en darmen vaak liggen. Bij kleinere prooidieren, zoals muizen, wordt dit wel vaak opgegeten.

Een berekening hoeveel koolhydraat hier in zou zitten, wijst uit dat dit miniem is. Per muis is dit ongeveer 0,22 gram van de 11,2 gram lichaamsgewicht. (6) Samen met de glucose uit spieren en de lever zou dit slechts 3,1% van de energie uit koolhydraten zijn.

Zijn katten aangepast aan tafelrestjes?

“Katten eten al járen mee met de pot, ze zijn allang gewend aan tafelrestjes” is een veelgehoord argument. Daarom zou vlees niet meer nodig zijn en kunnen ze prima granen eten, zo is de gedachte. Ik denk dat die gedachte niet klopt.

In Egypte in 3000 v.Ch. werd de kat aanbeden. In de Middeleeuwen was hij ‘de duivel’. Pas vanaf 1800 werd de kat weer opgenomen als gezelschapsdier. Aangezien kattenvoer pas sinds 1950/1960 werd gemaakt, kun je aannemen dat hij mogelijk tafelrestjes kreeg voor 150 jaar (5). En als het gaat om brokjes en natvoer, dan is het nog maar 50 jaar.

Evolutionair gezien is dat een druppel in de oceaan. De biologie van de kat heeft zich in die korte tijd aangepast niet aangepast op de hoeveelheden granen (en dus koolhydraten) die hij nu krijgt. Daarvoor is de tijd gewoon te kort. Dan kun je toch alleen maar concluderen dat je kat een dieet van vocht, eiwit en vet moet hebben, met zo min mogelijk koolhydraten?

Conclusie: Het natuurlijke dieet van de kat is een vleesdieet

In alles is de kat een verplichte vleeseter (obligated carnivore): hun jaaginstinct, manier van bewegen en het verteren van voedsel. Dat wat katten in het wild eten, vertelt ons veel over wat katten lichamelijk nodig hebben. Dit zijn veel dierlijke eiwitten, een gematigde hoeveelheid vet en minimale hoeveelheden koolhydraten. Het eten moet bestaan uit ongeveer 70% water, net zoals hun natuurlijke prooidier.

De grootste fout bij het kiezen van een natvoer voor je kat


Katten zijn ongelooflijk slechte drinkers.

Misschien wist je dat al.

Een beetje een gevalletje van “je kunt een paard wel naar het water brengen, maar je kunt hem niet dwingen te drinken”.


Dit heeft te maken met het verleden van de kat. Ze zijn ontwikkelt, geëvolueerd, op een prooidieren dieet. Nu bevatten muizen, vogels en konijnen (vlees) veel vocht. Meestal meer dan 65% vocht.


Dit heeft ertoe geleid dat katten hieraan gewend zijn. Ze hebben hierdoor bijvoorbeeld minder snel dorst. Hun hersenen registreren en reageren hier gewoon langzamer op. Ook drinken ze heel inefficiënt. Ze moeten elke druppel oplikken. Inspannend werkje zeg maar.


Nu is vocht wel essentieel voor het overleven – zonder vocht leg je snel het loodje. Maar nu is er wel een verschil tussen “minimale” en “optimale” hydratatie.


Hier is interessant onderzoek naar gedaan. Daarin werden katjes op brok vergeleken met katten op een natvoer dieet.

Wat bleek?

De katten op brok dronken véél meer.

Maar toen de onderzoekers dat optelden bij de vocht in de voeding, ontstond er een ander beeld.

De katten op een natvoer dieet kregen 2 keer zoveel water binnen.


Ze waren daardoor beter gehydrateerd. Ook bleek de kans op blaasproblemen hierdoor te verminderen.

Katten bleken op natvoer ook uit zichzelf minder te gaan eten, wat handig is bij schrokkers en dikkertjes.

En alhoewel onderzoek er nog niet 100% uit is, heb ik een donkerbruin vermoeden dat het ook helpt bij nierfalen.


Waarom katten niet zonder vochtrijke voeding kunnen


Van oudsher halen katten hun vocht uit hun prooi die uit 65 tot 75% vocht bestaat. Daardoor hoeven ze maar weinig bij te drinken. Gelukkig maar, want hun dorstreflex is laag en hun manier van drinken inefficiënt.


Toen kwam echter de mens met een idee van brok in de jaren ’50. Deze bestaat uit maar 5 tot 10% vocht. De kat moest zelf meer gaan drinken om voldoende vocht binnen te krijgen.


Alhoewel kattenbaasjes vaak (terecht) opmerken dat hun kat op brok *meer of veel* drinkt, wordt dit helaas verward met *voldoende* vocht binnen krijgen. En dat kan tot problemen leiden…


Blaasproblemen

Dit zorgt ervoor dat katten blootstaan aa n uitdroging, maar ook dat de blaas en nieren die zo afhankelijk zijn van voldoende vocht, het zwaar krijgen. Blaas en nierproblemen staan dan ook in de top 5 van meest voorkomende ziekten bij katten.


In een onderzoek van 2011 werd gekeken naar de vochtinname op 4 diëten (6,3%, 25,4%, 53,2% en 75,3%) en parameters voor de twee meest voorkomende blaasstenen, namelijk struviet en calcium-oxalaat.[1]


Vochtopname

Katten op een vochtrijk dieet (73,3%) kregen allereerst significant meer vocht binnen, ondanks dat katten op de minder vochtrijke diëten veel meer dronken uit hun bakje.


Katten op het minst vochtrijke dieet (6,3%) dronken maar liefst 6x zo veel als op het 73,3% vochtdieet. Echter is de totale vochtinname ~102ml versus 145ml.


(De a en b betekenen dat er een statistisch aanwijsbaar verschil is).


Urine

Hierdoor was de urine output van ongeveer 87 ml per dag op het 73,3% vochtdieet ook significant hoger dan op de andere drie diëten.


Alhoewel dit onderzoek er niet op in gaat, kan gespeculeerd worden dat meer urine ervoor zorgt dat mineralen vaker worden afgevoerd (meer plassen). Hierdoor is minder kans op samenklontering tot gruis of stenen.


Dit is ook mogelijk de reden dat het ophouden van de plas ook een risicofactor voor het ontstaan van blaasproblemen. Zowel mineralen als bacteriën hebben dan meer kans om problemen te veroorzaken.


Specific Gravity (SG)

De specific gravity (soortelijk gewicht; of concentratie van mineralen ten opzicht van de vloeistof) was aanzienlijk lager op het 73,3% vochtdieet met 1.036, terwijl de andere diëten rond de 1.052-1.054 zaten.


Alhoewel deze nog wel binnen de bandbreedte (1.015 en 1.060) zitten, is de concentratie mineralen hoger. Daardoor stijgt de kans op stenen, zeker als er ook nog andere factoren spelen, zoals een hoge pH waarde bij struviet of gruis-bevorderende stoffen.


Relative Supersaturation (RSS)

De RSS geeft aan in hoeverre de urine verzadigd is met mineralen die bouwstenen zijn voor de steen. Op het 73,3% vochtdieet was de calcium-oxalaat RSS aanzienlijk lager.


Voor struviet werd er geen statisch verschil gevonden. Het is mogelijk dat urine pH meer invloed heeft op het ontstaan van struviet, en de pH veranderde niet in dit onderzoek. De pH wordt meer beïnvloedt door de samenstelling van de voeding (in dit onderzoek werd alleen water toegevoegd) als ook de grootte van maaltijden.


Herhaling van FLUTD

FLUTD staat voor Feline Lower Urinary Tract Disease, oftewel ziekten aan de lagere urinewegen. Dit omvat zowel de blaas als urinewegen (soms worden de nieren er ook bij betrokken, maar meestal niet).


Het onderzoek hiervoor biedt al een inkijkje dat vochtrijke voeding een beschermende factor is in het ontstaan van blaasstenen.


Maar er zit meer achter dan dat. Ook bij behandeling van FLUTD lijkt vochtrijk voer beter te werken. Zo kwam bij een groep katten die een verzurend natvoer kregen het in slechts 11% van de gevallen terug, terwijl in de groep die een droog dieet van dezelfde formulering kreeg het in 39% van de gevallen terugkwam.[2]


“The proportion of cats showing recurrence of lower urinary tract disease was significantly less in a group fed a canned, commercial acidifying diet (11%) than in another group fed the dry formulation of the same product (39%).”


Vocht is wat ontbreekt in brokken

Heel vaak lees ik dat “brokken bevatten alle voedingsstoffen die een kat nodig heeft”. Helaas wordt vocht daarbij vergeten.


De onderzoeken die aantonen dat katten op vochtrijke voeding meer vocht binnen krijgen, meer urine produceren en een lagere SG en RSS hebben zijn ook niet van gisteren. Sommige onderzoeken zijn al uit de jaren ’80 – het is dus iets wat állang bekend is, maar niet verspreid wordt.


Zowel preventief als ter behandeling is vochtrijke voeding belangrijk ter ondersteuning van de blaas. Alleen dan krijgen ze voldoende vocht binnen. Dit is een van de redenen dat ik een vochtrijke voeding aanbeveel, zoals natvoer of rauwe voeding.



Bron vermelding:

Marilyn [Catmoneo]